Gepubliceerd in het Financieel Dagblad van dinsdag 12 juli 2012.

 

Latere AOW oneerlijk voor lager opgeleiden

De Kunduz-coalitie is voornemens de ingangsleeftijd van de AOW versneld in stappen te verhogen naar 67 jaar in 2023. Bij (aanvullende) pensioenen gaat de pensioenleeftijd voor de opbouw van nieuwe aanspraken vanaf 2014 naar 67 jaar; de opgebouwde pensioenrechten blijven intact. Het is sociaal rechtvaardig de AOW-leeftijd voor lager opgeleiden niet te verhogen, omdat zij korter leven dan hoger opgeleiden en na hun pensionering meer afhankelijk zijn van de AOW.
Natuurlijk moet er door economische problemen en gestegen levensverwachting iets gebeuren om de oudedagsvoorziening betaalbaar te houden. Maar er wordt geen onderscheid gemaakt tussen het verschil in levensverwachting tussen laag- en hoogopgeleiden, terwijl cijfers van het CBS aangeven dat hoogopgeleiden na het bereiken van de 65-jarige leeftijd gemiddeld tot 4 jaar langer leven dan mensen met een lage opleiding. De opleiding bepaalt vaak de hoogte van het inkomen. Bovendien vormt voor laagbetaalden de AOW het enige of grootste deel van het inkomen na pensionering. Naarmate het inkomen hoger is, wordt het oudedagsinkomen steeds meer bepaald door het aanvullend pensioen. In de praktijk betekent dit dat de huidige generatie hoger betaalden gemiddeld eerder dan op 67-jarige leeftijd met pensioen kan gaan, dan wel op 67-jarige een verhoogd inkomen heeft als gevolg van de latere uitbetaling van tussen leeftijd 65 en 67 opgebouwde pensioenrechten.

Uiteraard zijn er argumenten om de huidige solidariteit wat betreft levensverwachting tussen hoog- en laagopgeleiden in stand te houden. Ook tussen mannen en vrouwen is er solidariteit, ongeacht een verschil in levensverwachting. Een ander veelgehoord argument is dat ook bij de premiebetaling van AOW en pensioenen sprake is van solidariteit. Bijvoorbeeld tussen jong en oud, omdat jongeren dezelfde doorsnee premie betalen als oudere. Ook bestaat bij de AOW-premiebetaling een (beperkte) solidariteit van hoog- naar laagbetaalden. Maar de ene vorm van solidariteit impliceert niet automatisch dat die er op andere onderdelen ook zou moeten zijn. Het toepassen van een onderscheid naar levensverwachting is daarmee een vraagstuk geworden van sociale rechtvaardigheid.

Het verschil in levensverwachting van vier jaar kan leiden tot inkomensverschillen tussen laag- en hoog opgeleiden van maximaal 15%. Dan is het rechtvaardig mensen met een lage opleiding tot 7% meer oudedagsinkomen ten opzichte van het gemiddelde toe te kennen en hoogopgeleiden even zoveel minder. Daarmee kan voor laagbetaalden het verhogen van de AOW-leeftijd voor een groot deel gecompenseerd worden. Door het verhoogde deel van de AOW ‘naar voren’ te halen kan eerder gestopt worden met werken.
Mensen met een hoger inkomen zullen langer door moeten werken. Tegelijk kent de huidige generatie in het aanvullend pensioen compensatiemogelijkheden, namelijk de waarde van de tot 2014 opgebouwde pensioenrechten (ingaand vanaf 65). Door die rechten later (dan op 65 jaar) te laten ingaan, kunnen zij vanaf 2023 toch kort na of zelfs voor de 67-jarige leeftijd met pensioen gaan.

Dick Stoop is directeur-eigenaar van Value&Risk Management.

Download HIER het originele document